Elk paard heeft een aantal plekken op zijn lichaam, waar het op een vaste manier op druk zal reageren. Je kan ze oneerbiedig ‘knoppen’ noemen.
Als je weet waar deze knoppen zitten kun je daar gebruik van maken of snappen waarom je paard soms iets anders doet dan je in gedachten had.
Van achter naar voren zijn dit de 5 knoppen:
1. achterhand: als je hier druk geeft, verplaatst je paard zijn achterhand. Daardoor draait hij en maakt hij dus een wending om de voorhand.
2. flank: hier zit de voorwaarts-knop. Wanneer je aan het longeren bent, en je wilt dat je paard sneller gaat, wijs je met je zweep naar de flank. Als je paard de neiging heeft om naar binnen te draaien bij het longeren, is de kans groot dat je iets te ver naar achteren, op de achterhand dus, druk gegeven hebt.
3. de singelplek: als je hier druk op geeft, buigt je paard in. Dit kan je op de grond doen, maar ook tijdens het rijden. Dan geef je hier druk met je hiel of je spoor.
4. de schouder: de schouder wijkt voor druk, dus je paard maakt dan een wending om de achterhand.
5. mondhoek: op deze plek kan je je paard blokkeren als hij te ver naar je inbuigt of als hij naar je hapt of bijt. Let op, gebruik bij het hoofd geen impulsieve energie.